Wanneer wordt er een hekwerk op een tram- of bushalte geplaatst.
In het Programma van Eisen Tramhaltes staan de volgende eisen over het al dan niet plaatsen van een hekwerk op een tramhalte (ook geldig voor gecombineerde tram- en bushaltes). Hieronder de eisen uit dit PvE.
TTC.037 Perronbreedte, zijligging Een perron in zijligging dient een minimale breedte (tussen voorkant voorste halteband en achterkant achterste halteband) te hebben bij: - Een rustige halte: 2300 mm - Een drukke halte: 2800 mm Toelichting: GVB stelt jaarlijks een lijst op met drukke haltes, welke via Verkeersregie is op te vragen
De minimale breedte is gebaseerd op 1500 mm keerruimte voor een rolstoel, 600mm voor een uitgeschoven rolstoelplank en 200mm breedte van de achterste halteband.
TTC.057 Hoogteverschil achterzijde perron Het hoogteverschil aan de achterzijde van een perron mag maximaal 150 mm bedragen zonder hekwerk. Bij een fietspad achter het perron mag het hoogteverschil tussen fietspad en perronband maximaal 70 mm zijn. Toelichting: Dit kan opgelost worden door het verhogen van de rijbaan/fietspad (voorkeur) of een trap in de band conform principetekening: 2020_04_200 Doorsneden en details solitaire tramhalte & tram-en bushalte
TTC.197 Hekwerk, achterzijde Een halte dient aan de achterzijde voorzien te zijn van een hekwerk wanneer het hoogteverschil tussen achterzijde halte en de aansluitende verharding groter is dan 150 mm (en andere oplossingen o.a. wegverhardingen ophogen niet mogelijk zijn), of wanneer het advies van de CVC is om een hekwerk te plaatsen. Toelichting: Advies CVC dit kan onder andere het geval zijn bij een drukke weg aan de achterzijde van de halte.